Vreemd eten

Samenvatting

Eten om te overleven, eten op een Nederlands staatsdiner, eten tot de dood erop volt, eten onder armen, eten als obsessie, eten zonder smaak, eten dat wordt opgedrongen, verzaakt, geschrokt, tegen heug en meug wordt opgegeten; gegeten worden…

Na vier romans publiceert Hans van Hartevelt zijn eerste verhalenbundel. 

"Van Hartevelt schreef eerder al vier romans, maar nu bewijst hij in de zwaar onderschatte discipline van het kortverhaal dat hij een groot talent is."

Recensies

Kortverhalen schrijven lijkt makkelijker dan een hele roman, maar goede kortverhalen zijn zeldzamer dan goede romans. Verhalenbundels hebben daardoor meestal iets onbevredigends: wat je leest, is soms niet slecht, maar echt wild kan je er zelden van worden. Vreemd eten is een uitzondering: voor één keer krijg je hier verhalen op hoog niveau, (bijna) stuk voor stuk literaire kunststukjes. Veertien verhalen zijn het, allemaal rond het thema ‘eten’. Maar dan wel telkens op een opmerkelijke manier. Het gaat over het verschil tussen honger en trek, zoals het ervaren wordt na een hongerwinter, over begrafenisrituelen in Tibet waarbij het niet gaat om eten maar om gegeten worden, over een exclusief diner onder diplomaten in het straatarme Benin, over hongeren in een klooster in Thailand, een schranspartij in Rusland met een overdosis vet en alcohol…

Allemaal eten dus, maar op een bijzondere manier. Hans van Hartevelt richt zich op het genot, de noodzaak, de entourage en de locatie van het eten. Soms lopen die aspecten nogal door elkaar, en er is geen duidelijke indeling. Maar dat is ook niet nodig. De auteur heeft heel veel reiservaring, en dat verwerkt hij in veel van zijn verhalen. Er zijn verhalen die zich afspelen in Zuid-Afrika, Benin, Tibet, Thailand, Indië en Rusland, waardoor je meer dan in enig ander boek de wereld rondreist. Maar evengoed is er een verhaal over iemand die onderzoeken moet ondergaan in een polikliniek en voor wie de ziekenhuisprak een bijzondere betekenis krijgt als hij opnieuw ‘mag’ eten. En als je meegenomen wordt naar Zuid-Afrika, zit de link met eten in een grote tros bananen gekocht door een deelnemer aan een congres die zich vervolgens op een erg naïeve manier laat bestelen. Heel divers dus, vol verrassing, en dat maakt deze bundel net zo boeiend. Geen twee verhalen lijken op elkaar.

Van Hartevelt bewijst ook een natuurtalent te zijn, met aanleg om verhalen te vertellen. De spanningsboog in elk verhaal is perfect opgezet, wat geen sinecure is als je alles wil gezegd krijgen op een beperkt aantal bladzijden. Onveranderlijk wordt er een betoverende sfeer gecreëerd die je meesleept in een setting ver weg van hier, in een ander land of in heel andere omstandigheden. Van Hartevelt schreef eerder al vier romans, maar nu bewijst hij in de zwaar onderschatte discipline van het kortverhaal dat hij een groot talent is. Schijnwerpers, graag.

[Bart Van der Bruggen]

(31/12/2009 – Copyright (c) Vlabin-VBC – bron: De Leeswolf)

Het korte verhaal is sinds jaar en dag het ondergeschoven kind van de literatuur. Juist het kortverhaal, zoals de Vlaming het noemt, krijgt zelden de aandacht die het verdient. Neem Vreemd eten, de verhalenbundel van Hans van Hartevelt, waarin veertien verhalen rond het thema eten staan. Eigenlijk vergeet je die thematische opzet van de bundel al snel. De verhalen verschillen zoveel van elkaar, qua toon en onderwerp, dat ze het ook zonder die bundeling hadden gered. Voedsel, het eten ervan en waar dat gebeurt, het genot of de walging die het teweeg brengt, biedt mogelijkheden tot variatie die Hans van Hartevelt ten volle heeft benut.

Ruim 25 jaar reisde de auteur rond de wereld. Hij bezocht meer dan dertig landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. In Vreemd eten hebben veel van zijn ervaringen in het buitenland, maar ook die in Nederland, hem geïnspireerd tot het schrijven van een uiterst plezierige verhalenbundel.

Doorgaans zal de lezer vooral voor de exotische verhalen gaan. Vreemd eten bedient de lezer daarbij op zijn wenken. In ‘Hemels maal’ reist van Hartevelt af naar Tibet. Onderweg naar een nog te ontsluiten witte vlek op de kaart van de wereld, eet hij mee van wat de pot schaft. Een meereizend levenloos lichaam in een lijkwade van ruwe jute blijkt niet echt bevorderlijk voor de eetlust.

‘Poppenkast’ is wellicht het beste verhaal in de bundel. Het speelt zich af in Mali. Sebastiaan moet opdraven op het diner dat de Franse ambassade in het poenige l’Amitié in Bamako heeft georganiseerd. Projectleiders uit de hele wereld zijn aanwezig om de bestorming van de Bastille te vieren. Uiterst precies wordt die copieuze maaltijd beschreven, iedere wijn, elke Crémant, zowel de soupe aux grenouilles als de rivierkreeftjes à la chablisienne, het kalfsbiefstukje met cantharellen, de patrijs en de ganzenlever als het citroenijs, krijgen alle aandacht. Maar de weerzin van Sebastiaan is groot. Hij kent de omstandigheden buiten deze culinaire wereld te goed. Weet dat kinderen een paar meter verder van de honger sterven. Dat het verschroeide land dorst naar het water dat wel voorradig is als de exotische tuin van het hotel besproeid moet worden. Dat hoertjes zich voor luttele euro’s verkopen zodra hij maar even het terrein van dat hotel verlaat. Het hek ertussen scheidt twee werelden die nergens samen te lijken komen.

Haaks op het culinair genot in ‘Poppenkast’ staan andere verhalen waarin dat wat er gegeten wordt minder smakelijk is. In India zijn het de pepers, in Rusland de grote hoeveelheden stamppot, de wodka en de haar in de keel, die tot misère leiden. Dat buitenlanders ons eten als vreemd eten ervaren, toont Hans van Hartevelt in het verhaal ‘Hollandse Chinees’. Het is het verhaal van de ultieme wraak na eetervaringen in China waarbij honden, slangen, beer, rat, pad en muis opgegeten moesten worden. Nu de Chinese collega in Nederland is, krijgt hij een koekje van eigen deeg. Haring met uitjes en Leidse kaas met komijn op wittebrood krijgt hij voorgeschoteld. Gerookte paling blijkt voor hem iets heel anders dan gekookte of gebakken slang. Met moeite weet hij de lijkenvreter weg te krijgen. En vervolgens krijgt hij aardappelpuree, blauwaderkaas en mosselen. Het is een heerlijk verhaal, vol humor.

En zo staan er meer in deze bundel. Maaltijden op Cuba, waarbij dames net zo smakelijk beschreven worden als het eten, oer-Hollandse tafelgesprekken over de begrippen ‘honger’en ‘trek’, eigenlijk maakt het helemaal niet uit waar ze zich afspelen. Ieder verhaal is een aanleiding voor de auteur om alles eruit te halen wat erin zit. Hans van Hartevelt doet denken aan een chef-kok die met niet meer dan wat worteltjes, uien, paprika en een stuk kip in staat is iets op tafel te zetten dat je niet snel vergeten zal. Zijn bundel komt overeen met een goed diner. Je vindt er de amuse, het voorgerecht, het culinaire hoogtepunt en het verrassende toetje. Een beschaafde lezer consumeert deze bundel in alle rust.

(Ezra de Haan; Schrijver, dichter en journalist – Literatuurplein.nl)

Van eet-idioterie bij een staatsdiner tot kauwen op voedsel terwijl je geen smaak meer hebt, puur om te overleven, dat zijn de onderwerpen waar Hans van Hartevelt over schrijft. Hij zwierf ruim een kwart eeuw over de wereld en verzamelde zo zijn veertien verhalen met als centraal thema, eten. “Niemand heeft hier aandacht voor elkaar, er is geen seconde te verliezen. Tongen klakken, smakken, vingers vegen vliegen achteloos van lippen, om conversaties malen monden niet. Maar stil is het geenszins, want afgekloven botten, schoongelikt vel en kaalgevreten kraakbeen worden rochelend op de grond gespuugd.” Fascinerend.

(Will Jansen – Bouillon! Nr. 21)

In veertien verhalen laat de veelbereisde schrijver de verschillende aspecten van het consumeren van voedsel de revue passeren. In het verhaal ‘Reizend circus’ worden treffend de voorbereidingen van een staatsbanket beschreven. De strakke planning, het drillen van de studentobers, het constante waakzame oog van de organisator of alles goed is voorbereid. In ‘Rijnland’ draait het om een ziekenhuislunch die de hoofdpersoon na tal van onderzoeken eindelijk mag nuttigen. 

Het taalgebruik is bloemrijk en beeldend, wat het centrale thema alleen maar ten goede komt. Zoals in ‘Startschot’, waarin een vertegenwoordiger op een congres in Cuba het startschot mag geven voor een buffet en de bezoekers zich vervolgens vol overgave en agressie op de tafels met schitterende gerechten storten. Een vermakelijk boek voor wie van eten en lezen houdt.

(Arjen van Meijgaard – NBD/Biblion)