Interview Leidsch Dagblad

De velen slachtoffers van een moord.

Soms, heel soms, is de werkelijkheid vreemder dan fictie. Dan gebeuren er voordien onvoorstelbaar geachte dingen en lijkt alle logica uit het dagelijks bestaan weggevloeid. Alles wat er gebeurt lijkt té toevallig om waar te zijn. Het is een opeenstapeling van ellende waaruit ontsnappen op dat moment even niet mogelijk is.

Ziedaar de sfeer die Hans van Hartevelt schetst in zijn vierde roman, ‘De Kwelling’. Een boek over moord in eigen kring, met de schrijver even als verdachte. Gruwelijk, heel gruwelijk was de moord die zijn leven op zijn kop zette, overhoop gooide. “Wat er toen gebeurde was absurd. Behalve de moord waren er nog veel meer tegenslagen. Die heb ik allemaal maar niet in het boek verwerkt. Dan had echt niemand het verhaal meer geloofd.” Het verhaal was toch al schokkend op zich. In telegramstijl: familielid thuis vermoord aangetroffen, dader en aanstichter allemaal goede bekenden van de schrijver. 

“Ja, wat ik wilde was beschrijven wat het betekent als zoiets verbijsterends in je eigen omgeving gebeurt, als zowel slachtoffer als aanstichter uit je eigen omgeving komt. En ook dat mensen elkaar als verdacht beginnen te beschouwen. Dat is een hele klus om daar mee om te gaan. Zoiets draag je je hele leven bij je.” Dat geldt voor iedereen die de gruwelijke gebeurtenissen van nabij heeft meegemaakt, zeker voor nabestaanden, vrienden en kennissen van vader en slachtoffer. “Om die reden wil ik ook niet zeggen waar het gebeurd is en niet wanneer het gebeurd is. De namen in het boek en de omgeving zijn gefingeerd. Maar de feiten in het boek kloppen.” Ook zijn eigen rol in het verhaal. De schok van het beschuldigd worden. “Dat is zo diep krenkend, ik ben van mijn leven nog nooit zo beledigd als toen. Toen het mij werd verteld kreeg ik kippenvel, ik werd misselijk. Ik werd ook helemaal koud. Ik ben een goede debater, ik hou van discussiëren, maar ik viel helemaal stil. Thuis kreeg mijn vrouw een lachstuip, zo onzinnig vond zij de beschuldiging. 

Maar tijdens het verhoor ging wel even door mijn kop dat ze mij konden opsluiten.” “Ik wist ook al snel dat ze me afluisterden. Als ik telefoneerde hoorde ik geregeld klikjes. Klikjes die ik tot dan toe nooit had gehoord. Maar ik wist het ook omdat ik door de politie werd geconfronteerd met bepaalde uitspraken. Bij de verhoren mangelden ze me volkomen. Verbaal, psychisch. Het was allemaal zo absurd, zo bizar. Een paar dagen na de moord begon ik alles al te noteren. Ik wilde later alles kunnen reconstrueren.” Maar na afloop van de geschiedenis, die al met al vijf lange maanden duurde, voelde hij zich volkomen leeg. Hij had geen zin meer om er over te schrijven. “Ik dacht: ik schrijf er geen boek over. Anders blijf ik er mijn hele leven mee bezig. Ik heb alles uitgeprint en in een la gekwakt. Bovendien, stel je voor, kort na de moord en de zelfmoorden met een boek uitkomen. Ik zag de reacties al voor me: ‘zo, dat is lekker smakeloos wat je doet!’ Dat heeft me er lang van weerhouden.” Totdat Van Hartevelt het hele pak papier een paar jaar later weer tegenkwam. Na een paar bladzijden lezen nestelde de droevige geschiedenis zich opnieuw tot in detail in zijn gedachten. En hij besloot zijn ervaringen alsnog aan het papier toe te vertrouwen. “Nu ben ik ervan overtuigd dat het goed is wat ik heb gedaan. Het boek moet nog officieel uitkomen, maar uit mijn naaste omgeving heb ik in elk geval louter warme reacties gekregen: moedig, dapper, helder, taboedoorbrekend.”