Interview Leidsch Dagblad

door Susanne Lammers, 19. 11. 2008.

Achter de schermen van een staatsbanket. Een puberzoon die voor zijn vader een zware maaltijd bereidt. Diarree in India. Congresbuffetstropers in een ontwikkelingsland. Hans van Hartevelt schrijft in zijn vijfde boek over eten in den vreemde en in Nederland.

,,Ik heb altijd al een boek over eten willen doen, maar daar kwam telkens iets tussen. Een moord bijvoorbeeld.” Met die opmerking verwijst Van Hartevelt naar zijn vorige boek, ‘De kwelling’, waarin hij beschrijft wat een moord in je directe omgeving kan betekenen. ,,Het komt natuurlijk voort uit het reizen. Ik ben in meer dan 50 landen geweest, ik heb heel Afrika gehad. En altijd word je geconfronteerd met eten.”
Maar ook Leiden, waar hij geboren en getogen is, is in zijn verhalenbundel ‘Vreemd eten’ prominent aanwezig. ,,Ik wilde het boek per se niet alleen in de Tropen laten spelen. En ik wilde dat het een voortdurende verrassing was. Het is doodsaai om alleen maar over de leuke dingen van eten te schrijven. Ik wilde ook mezelf verrassen.”
Daardoor is ‘Vreemd eten’ beslist geen gezellige snoepwinkel geworden. Veel verhalen zijn wrang, wreed, of ontluisterend. Eten is beslist niet alleen maar lekker, het is ontregelend: je kunt er ziek van worden, of dood van gaan, wrijft Van Hartevelt je in zijn bundel in.
Zelf ziet hij het minder zwart: ,,Nee, ik heb geen gemengde gevoelens over eten. Maar in ontwikkelingslanden word je regelmatig ziek. Dat is de realiteit. De geuren en de smaken zijn altijd verleidelijk. Maar de volgende dag ben je zomaar de pineut. Op reis ben ik altijd bezig met eten. Ook voor mijn werk.”
Van Hartevelt reist als adviseur voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten de wereld rond. Als informatiemanager houdt hij zich bezig met voorlichting en websites over landbouw of gezondheidszorg. En die ervaringen vonden ook in dit boek weer hun neerslag. Zijn literaire belangstelling begon met Mulisch, leidde daarvandaan naar Dostojewski en Schopenhauer en vervolgens naar de Indiase filosofie en de Upanishads. Zijn interesse, stipuleert hij, betreft niet zozeer het religieuze, maar ligt vooral bij de filosofie. ,,Ik dacht: als dat de bron is, dan moet ik dat maar gaan studeren, maar dat kon alleen via de omweg van Sanskriet en Pali, Tibetaans en Boeddhistische wijsbegeerte.”
Een boek over Tibet wekte de belangstelling van de KRO, en voor die omroep maakte hij programma’s over andere culturen en reizen en Tibetanen in ballingschap. Maar Van Hartevelt wilde meer: ,,Ik wilde bijvoorbeeld wel eens een hoorspel schrijven.” Vervolgens combineerde hij zijn werk bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen met schrijven. ,,Vier dagen in de week werk ik in de ontwikkelingssamenwerking. En drie dagen in de week ben ik schrijver.”

‘Vreemd eten’ is in alle opzichten een literair werk. De doordachte volgorde van de verhalen werkt effectief, net als de stilistische trucs waarmee Van Hartevelt je krijgt in de hoek waar hij je hebben wil. Zoals in het openingsverhaal, een dag uit het leven van een ‘partymanager’ die een koninklijk banket moet organiseren. De adrenaline spuit uit de zinnen – maar op een manier die je niet direct kunt plaatsen. ,,Je kunt natuurlijk uitleggen hoe hectisch zo’n dag is, maar als je de lidwoorden weglaat, maak je mensen onrustig – en dat werkt veel beter.”
Hoe fictief zijn werk is? ,,Dat mag je zelf weten,” houdt Van Hartevelt de boot af. Vooral vanwege het koel en droog vertelde ‘Hemels Maal’, over een schitterende, maar gruwelijke begrafenis in Tibet, is dat antwoord eigenlijk onverteerbaar. En dan licht de schrijver toch nog een klein tipje van de sluier op. Met een foto uit zijn Tibet-boek, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. ‘Vreemd eten’ is echter dan je denkt.